De Moeder Gods kijkt streng, bijna berispend, van boven op me neer. Zo komt het me tenminste voor, maar het kan ook inbeelding zijn of door minderwaardigheidsgevoelens ingegeven Grieks-orthodoxe eigendunk. Heeft de Moeder Gods niets beters te doen dan zich met mij bezig te houden? Ze heeft haar ogen gevestigd op haar kudde schaapjes die zich in de ruim bemeten voorhal verdringt. Heel toevallig bevind ik mij daar ook tussen, met mijn echtgenote en een horde Griekse toeristen.
****
Camilleri's Montalbano prijkt hier vooralsnog op eenzame hoogten in het favoriete-commissarissenlijstje, maar hij krijgt concurrentie. Niet vanop eigen Siciliaanse bodem, maar wel uit mediterraanse omstreken. Kostas Charitos is zijn naam, en hij is commissaris in Athene. Het kindermeisje is niet zijn eerste avontuur. Voordat AW Bruna er brood in zag, vorig jaar met Bloedrechters, kregen we al drie delen voorgeschoteld, met De zelfmoord van Che als bekendste titel.
Athene, waar de flikken per definitie kop van jut zijn, waar studenten vermomd als communisten de straten onveilig maken, waar smog de Acropolis nog net onzichtbaar laat, waar elke vijf minuten chauffeurs op de vuist gaan omdat het niet snel genoeg vooruit gaat. Dat is de natuurlijke habitat van Kostas Charitos. In Het kindermeisje ruilt hij Athene evenwel voor Istanbul, even hectisch, maar (tot spijt van enkelen) niet meer onder Griekse heerschappij. Ooit woonden er veel Grieken, maar die zijn allang teruggekeerd naar het moederland. Met z'n tweeduizend zijn ze nog, de Griekse Turken. In die hoek situeert zich Het kindermeisje, want een oude, bijna negentigjarige Griekse heeft eerst haar halfbroer vermoord met een zalig smakende doch vergiftigde pita, en is daarna vertrokken naar Istanbul, waar ze wraak neemt voor al wat verkeerd is gelopen in haar leven. Het toeval wil dat Kostas met zijn vrouw op rondreis is door Istanbul. Ideaal om verbindingsofficier te spelen tussen de Turkse en Griekse politie.
Naast Charitos is zijn vrouw Adriani - ik stel me haar voor als een zwartgeverfde, rondborstige en ietwat besnorde matriarch - de ster van Het kindermeisje, en eigenlijk van de hele Charitosreeks. Het koppel discussieert en kibbelt met zuiderse uitbundigheid, en op een of andere manier versterkt dat ook de huwelijksband. Voeg daar nog aan toe een verhaal rond het onverwerkte trauma over het verlies van Konstantinopel, het lijden van minderheden waar ook ter wereld, en - mijn persoonlijke favorieten - een tandloos oudje en zijn tegenspeler in het bejaardentehuis die elkaar dagelijks afmaken tijdens het kaarten, en je hebt een heerlijk zuiders getint boek, humoristisch en mét een boodschap. Was ik niet zo voorzichtig van aard, ik zou zeggen: move over, Montalbano.
Athene, waar de flikken per definitie kop van jut zijn, waar studenten vermomd als communisten de straten onveilig maken, waar smog de Acropolis nog net onzichtbaar laat, waar elke vijf minuten chauffeurs op de vuist gaan omdat het niet snel genoeg vooruit gaat. Dat is de natuurlijke habitat van Kostas Charitos. In Het kindermeisje ruilt hij Athene evenwel voor Istanbul, even hectisch, maar (tot spijt van enkelen) niet meer onder Griekse heerschappij. Ooit woonden er veel Grieken, maar die zijn allang teruggekeerd naar het moederland. Met z'n tweeduizend zijn ze nog, de Griekse Turken. In die hoek situeert zich Het kindermeisje, want een oude, bijna negentigjarige Griekse heeft eerst haar halfbroer vermoord met een zalig smakende doch vergiftigde pita, en is daarna vertrokken naar Istanbul, waar ze wraak neemt voor al wat verkeerd is gelopen in haar leven. Het toeval wil dat Kostas met zijn vrouw op rondreis is door Istanbul. Ideaal om verbindingsofficier te spelen tussen de Turkse en Griekse politie.
Naast Charitos is zijn vrouw Adriani - ik stel me haar voor als een zwartgeverfde, rondborstige en ietwat besnorde matriarch - de ster van Het kindermeisje, en eigenlijk van de hele Charitosreeks. Het koppel discussieert en kibbelt met zuiderse uitbundigheid, en op een of andere manier versterkt dat ook de huwelijksband. Voeg daar nog aan toe een verhaal rond het onverwerkte trauma over het verlies van Konstantinopel, het lijden van minderheden waar ook ter wereld, en - mijn persoonlijke favorieten - een tandloos oudje en zijn tegenspeler in het bejaardentehuis die elkaar dagelijks afmaken tijdens het kaarten, en je hebt een heerlijk zuiders getint boek, humoristisch en mét een boodschap. Was ik niet zo voorzichtig van aard, ik zou zeggen: move over, Montalbano.
Het kindermeisje van Petros Markaris - oorspronkelijke titel Παλιά, Πολύ Παλιά - verscheen bij AW Bruna in 2010, vertaald uit het Grieks door Noortje Pelgrim.
221 blz, isbn 9789022997529
Geen opmerkingen:
Een reactie posten