De koe schurkt zich 's nachts tegen de hut. Ze schurkt haar hals aan de hoek van de hut, beweegt de kop naar voren en terug, schudt de kop, wrijft de kop langs de rand heen en weer zodat haar koebel elke keer klingelt. De kaasmaker staat 's nachts op, gaat in onderbroek voor het raam staan, waar hij overdag zicht heeft op de Tumpiv, waar hij 's nachts de Tumpiv alleen maar vermoedt en schreeuwt.
**
Het moeilijkste boek ter wereld schijnt Ulysses te zijn van James Joyce, en een van de redenen daarvoor is dat het compleet plotloos is. Het gaat wel ergens over, uiteraard, maar er valt geen lijn in te trekken, laat staan dat die ergens naartoe leidt. Althans, zo heb ik me laten vertellen.
Die plotloosheid vinden we ook terug in Sez Ner en twee daaropvolgende boekjes van de jonge Zwitser Arno Camenisch, overigens een van de weinigen die ook in het Reto-Romaans schrijft. Het eerste boekje is best vermakelijk. Het beschrijft het leven in een Zwitserse alpenboerderij aan de hand van personages die enkel bij hun functie worden genoemd: de varkenshoeder, de kaasmaker, de knecht. De sfeer is laconiek en tijdloos. Camenisch schrijft wat hij waarneemt, hoe fragmentarisch ook. 'De koe van Giosch heeft een loensende blik', staat er dan. Of: 'De knecht is blij als hij het harde brood aan de geit kan geven. Die is ook blij.'
Er zijn twee goede redenen om de trilogie te kopen. De eerste is de prachtige vormgeving, de tweede het eerste boekje. Achter het station, over twee jongens die het leven in hun dorp beschrijven, is even fragmentarisch, en kan er nog wel mee door. Het derde boek doet denken aan een oude Vlaamse film waarin een boer een café binnenkomt, zwijgend aan de bar gaat zitten, gebaart naar de bazin, die een pint tapt en na tien minuten vraagt wie er dertig jaar geleden een auto heeft geduwd die in panne stond. Saai is het juiste woord. Maar hé, Ulysses heet toch ook een meesterwerk te zijn?
Sez Ner trilogie van Arno Camenisch - oorspronkelijke titels Sez Ner, Hinter dem Bahnhof en Ustrinkata - verscheen bij De Bezige Bij in 2013, vertaald uit het Duits door Miek Zwamborn.
Die plotloosheid vinden we ook terug in Sez Ner en twee daaropvolgende boekjes van de jonge Zwitser Arno Camenisch, overigens een van de weinigen die ook in het Reto-Romaans schrijft. Het eerste boekje is best vermakelijk. Het beschrijft het leven in een Zwitserse alpenboerderij aan de hand van personages die enkel bij hun functie worden genoemd: de varkenshoeder, de kaasmaker, de knecht. De sfeer is laconiek en tijdloos. Camenisch schrijft wat hij waarneemt, hoe fragmentarisch ook. 'De koe van Giosch heeft een loensende blik', staat er dan. Of: 'De knecht is blij als hij het harde brood aan de geit kan geven. Die is ook blij.'
Er zijn twee goede redenen om de trilogie te kopen. De eerste is de prachtige vormgeving, de tweede het eerste boekje. Achter het station, over twee jongens die het leven in hun dorp beschrijven, is even fragmentarisch, en kan er nog wel mee door. Het derde boek doet denken aan een oude Vlaamse film waarin een boer een café binnenkomt, zwijgend aan de bar gaat zitten, gebaart naar de bazin, die een pint tapt en na tien minuten vraagt wie er dertig jaar geleden een auto heeft geduwd die in panne stond. Saai is het juiste woord. Maar hé, Ulysses heet toch ook een meesterwerk te zijn?
93, 79 en 80 blz, isbn 9789023479048
Geen opmerkingen:
Een reactie posten