Om herkenbaar en schrikwekkend te zijn moet een vijand zich in ons eigen huis bevinden, of op de drempel ervan staan. Vandaar dat ik de Joden heb gekozen. De Goddelijke Voorzienigheid heeft ze aan ons gegeven, laten we ze dan goddomme ook gebruiken, en laten we bidden dat er altijd Joden zullen zijn om te vrezen en te haten.
*****
De begraafplaats van Praag is de grootste bestseller van Umberto Eco sinds De naam van de roos, intussen toch al dertig jaar oud. Waar je in die laatste eerst een honderdtal pagina's theologische verhandelingen moet doorworstelen (de lezer moet moeite willen doen, zei Eco ooit), valt dat in De begraafplaats van Praag goed mee. Akkoord, het is geen strandliteratuur, maar als je er een beetje moeite voor doet, is de historie best te volgen.
Het boek begint met de waarnemingen van een Verteller die binnengaat in een Parijse uitdragerij en er een schrijvende persoon aantreft, 'een oude man in sjamberloek'. Het is de in Turijn geboren schriftvervalser Simone Simonini die in zijn dagboek schrijft. Hij wordt daarbij geplaagd door een abt, Dalla Piccola, die steeds opduikt als hij er zelf niet is. Of zijn ze één en dezelfde man?
Verteller, Simonini en Dalla Piccola vertellen elk om beurt een deel van het verhaal, elkaar aanvullend wanneer bewust of onbewust delen van de waarheid worden verzwegen. Die waarheid is uiterst relatief. Eco spint een web van intriges tegen de achtergrond van een groot deel van de negentiende eeuw, met haar revoluties en de Italiaanse eenmaking. Simonini, als meester-vervalser, produceert documenten voor de hoogst biedende, om ze daarna in licht aangepaste vorm alsnog aan diens tegenstander te versjacheren. Meestal weet hij zijn stokpaardje naar binnen te smokkelen: de bron van alle kwaad zijn de Joden, met in hun kielzog de vrijmetselaars. In de negentiende eeuw worden zo de eerste kiemen gelegd van wat in de jaren 1930 en 1940 zal uitgroeien tot een orgelpunt van haat en vergelding.
'Het enige verzonnen personage uit deze roman is het hoofdpersonage', zegt Eco in zijn 'Nutteloze erudiete toelichting'. En dat is nog het strafste aan de hele historie. De begraafplaats van Praag intrigeert van begin tot einde. Een verbluffend meesterwerk.
Het boek begint met de waarnemingen van een Verteller die binnengaat in een Parijse uitdragerij en er een schrijvende persoon aantreft, 'een oude man in sjamberloek'. Het is de in Turijn geboren schriftvervalser Simone Simonini die in zijn dagboek schrijft. Hij wordt daarbij geplaagd door een abt, Dalla Piccola, die steeds opduikt als hij er zelf niet is. Of zijn ze één en dezelfde man?
Verteller, Simonini en Dalla Piccola vertellen elk om beurt een deel van het verhaal, elkaar aanvullend wanneer bewust of onbewust delen van de waarheid worden verzwegen. Die waarheid is uiterst relatief. Eco spint een web van intriges tegen de achtergrond van een groot deel van de negentiende eeuw, met haar revoluties en de Italiaanse eenmaking. Simonini, als meester-vervalser, produceert documenten voor de hoogst biedende, om ze daarna in licht aangepaste vorm alsnog aan diens tegenstander te versjacheren. Meestal weet hij zijn stokpaardje naar binnen te smokkelen: de bron van alle kwaad zijn de Joden, met in hun kielzog de vrijmetselaars. In de negentiende eeuw worden zo de eerste kiemen gelegd van wat in de jaren 1930 en 1940 zal uitgroeien tot een orgelpunt van haat en vergelding.
'Het enige verzonnen personage uit deze roman is het hoofdpersonage', zegt Eco in zijn 'Nutteloze erudiete toelichting'. En dat is nog het strafste aan de hele historie. De begraafplaats van Praag intrigeert van begin tot einde. Een verbluffend meesterwerk.
De begraafplaats van Praag van Umberto Eco - oorspronkelijke titel Il cimitero di Praga - verscheen bij Prometheus in 2011, vertaald uit het Italiaans door Yond Boeke en Patty Krone.
496 blz, isbn 9789044617320
Geen opmerkingen:
Een reactie posten